Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En Farao nam zijn ring van zijn hand af, en [55]deed hem aan Jozefs hand, en liet hem [56]fijne linnen klederen aantrekken, en legde hem een gouden keten aan zijn hals; 55. Tot een teken, dat hij hem macht gaf, in zijn naam alles te zegelen. 56. Een soort van linnen, of doek, hetwelk bij de Egyptenaars zeer kostelijk, fijn en wit was; zie daarvan Ex.25:4; en Ex.39:27,29; Spreuk.31:22.